Het was minstens opmerkelijk te noemen, dat in de vele jaren dat Eugène en Tiffany elkaar gekend hebben, ze nooit ruzie gemaakt hebben. Natuurlijk was er wel eens wat onenigheid, over wie de meest luxueuze kleding droeg, of wie het laatste aardbeientaartje mocht hebben, maar het was nooit ernstig genoeg om het een echte ruzie te noemen. Samen delen ging ook prima. Eugène maakte met plezier Tiffany’s verwaarloosde borduurwerkjes af, terwijl Tiffany zich uitleefde met Eugène’s stoffige oefenzwaarden. Dit kon voor de koningen en koninginnen van Capturië en Supricië maar één ding betekenen: de twee waren voor elkaar gemaakt en ze hadden er goed aan gedaan om ze te koppelen. Natuurlijk was de belofte al gedaan ver voordat de prins en prinses konden lopen, laat staan praten of een gesprek voeren of ruzie maken, maar de bevestiging voelde heerlijk.
Het zou de perfecte relatie zijn tussen de kinderen, zowel als hun koninkrijken. Het plan was als volgt: met Tiffany als echtgenote van Eugène, zou Tiffany’s hypothetische kleine broertje een plaats aan de onderhandeltafel krijgen bij het koninkrijk Supricië, dat veel groter en rijker was dan Capturië. En nu het duidelijk was dat Tiffany enig kind zou blijven, zouden niet alleen de zoon en dochter van de koning en koningin van Supricië koning en koningin worden, maar ook hun jongste zoon, waarover ze dan weer konden opscheppen. Alles leek van een leien dakje te gaan, tot op een zeker moment, zes jaar geleden.
“Vader, waarom zijn ‘Gène en ik verloofd?” vroeg Tiffany, toentertijd zeven jaar oud. Ze keek naar haar vader, die ongemakkelijk in de eikenhouten stoel achter het bureau in zijn studeerkamer van houding veranderde.
De vraag op zichzelf was onschuldig genoeg, maar de koning wist dat één zo’n vraag al zijn toekomstplannen voor Tiffany in duigen zou kunnen laten vallen. Hij moest zijn antwoord goed doordenken.
“Jullie zijn verloofd…” begon hij voorzichtig. “Omdat het goed zal zijn voor jullie allebei en niet te vergeten voor ons prachtige land. Geloof mij maar, Tiffany, je moeder en ik willen alleen wat het allerbeste is voor jou.”
Tiffany dacht hier een paar tellen over na. Haar gezicht was als een open boek en haar vader las het als geen ander. Toen er weer een glimlach op Tiffany’s gezicht verscheen, kon de koning weer opgelucht ademhalen.
“Oké. Als u het zegt,” zei ze. En de koning en de prinses gingen weer over op de orde van de dag.
***
Het had drie jaar geduurd tot Tiffany het onderwerp weer aansneed.
Tiffany was tien en ze las alles wat los en vast zat. Haar ouders waren hier blij mee, want hoe meer ze las, hoe minder tijd ze besteedde aan haar verkenningstochten en hoe veiliger ze bleef. Wat ze precies las, maakte ze niet veel uit, tot Tiffany de vraag stelde:
“Moeder, bent u verliefd op vader?”
“Pardon?” vroeg de koningin verschrikt.
De prinses keek niet op uit haar boek. Aan de ene kant, omdat ze net op een spannend stuk zat en aan de andere kant, omdat ze zich te veel schaamde om haar moeder aan te kijken. “Bent u verliefd op vader?”
“Ach kindje toch, waarom stel je dat soort vreemde vragen?” vroeg de koningin. Ze deed haar best om wat kalmer te lijken terwijl ze over haar antwoord nadacht. Hoe vertelde je immers aan je dochter dat je nooit echt van haar vader had gehouden en dat zij naar alle waarschijnlijkheid ook niet van haar toekomstige echtgenoot zou houden?
“Nou, dit boek zegt dat mensen trouwen als ze verliefd zijn en dat het voelt als kriebelende vlinders in je buik. Maar ik voel zoiets eerder voor de aardbeientaartjes van de kok dan voor Eugène…” En hoewel de aardbeientaartjes van de kok ongeëvenaard lekker waren, voelde ze toch dat er iets niet helemaal klopte.
De koningin stond op en liep naar Tiffany toe om haar over haar hoofd te aaien. “Oh lieverd, soms moet je gewoon leren van iets te houden. Vroeger of later zal het kwartje vallen en weet je je draai te vinden,” vertelde ze haar dochter. “Sommige mannen zijn net koffie,” voegde ze daar snel aan toe.
“Koffie?” vroeg Tiffany met een frons op haar gezicht.
“Koffie,” bevestigde de koningin. “Heel vies als je jong bent, maar naarmate je ouder wordt ga je het steeds lekkerder vinden. Geloof mij maar, Tiffany, ik weet zeker dat jij en Eugène het later fantastisch zullen hebben.”
Tiffany kantelde haar hoofd in gedachte, maar knikte uiteindelijk begripvol. “Oké. Als u het zegt.”
De koningin aaide over het hoofd van de prinses en drukte een kus tegen haar voorhoofd.
Zo. Crisis afgewend.
***
Tiffany was elf toen Eugène weer eens langs kwam.
“‘Gène?” vroeg ze. “Ik heb zitten lezen en ik denk dat we moeten praten.”
Ze zaten in de salon van het kasteel in grote, comfortabele stoelen voor de ramen. De rugleuningen waren zo hoog, dat het een schaduw over ze wierp. Tiffany trok haar knieën naar haar borst en wikkelde haar armen stevig om ze heen.
Eugène fronste. “Waarover heb je zitten lezen?”
Tiffany keek overal behalve in Eugène’s ogen. “Oh, je weet wel… romantiek, liefde, trouwen…”
“Tiffany die troep is beneden jouw stand,” zei Eugène belerend.
“Ja maar, dat terzijde!” onderbrak Tiffany. Haar wangen liepen wat warm aan. “Eugène, wat ik ook doe, ik word maar niet verliefd op jou en ik denk ook dat dat niet meer gaat gebeuren.”
Eugène hief een enkele wenkbrauw. “Dus?”
“Hoe bedoel je, ‘dus’?” vroeg Tiffany verwonderd. “Ik dacht dat je het erg zou vinden…”
“Waarom zou ik het erg vinden? Ik word ook niet verliefd op jou. Niets persoonlijks.”
“En dan vind je het nog niet erg om met mij te trouwen?”
De prins haalde eens diep adem en legde zijn borduurwerkje op het bijzettafeltje neer. “Tiffany, luister. Dit geheel is groter dan jou en mij. Dit gaat over onze onderdanen. Zij zijn de hele reden dat wij kunnen leven zoals wij leven, dus wij zijn het aan hen verschuldigd om dit toneelstukje op te voeren. Zolang wij hiermee doorgaan en solidair aan elkaar blijven, zullen ze niets merken.”
De prinses fronste diep in gedachte, maar keek al snel weer op naar Eugène. “Oké. Als jij het zegt.”
***
“En weet je, het was prima. Het was heel lang prima,” zei Tiffany vanuit de stoffige bedstee. Tranen prikten achter haar ogen en er zat een hoorbaar brok in haar keel.
Noah keek haar nog steeds met volle interesse aan.
“Maar, ik weet het niet. Misschien is hij er eerlijker in geworden dat hij me niet mag of zo. Het is gewoon een hele rare situatie.”
Noah fronste. “Was het zijn idee om het bal ter ere van jullie verloving op jouw verjaardag te plannen?”
“Nee, dat waren vader en moeder. Volgens hen komen er dan meer mensen en het gebeurde toch op dezelfde dag, dus ‘dan moeten er keuzes gemaakt worden’,” gebaarde ze.
“Tot zover kan ik je nog volgen,” zei Noah knikkend, maar niet overtuigd. “Maar waarom voelt hij dan toch de noodzaak om te benadrukken dat het niet om jouw verjaardag gaat?”
Tiffany haalde haar schouders op. “Eugène is gewoon een hele excentrieke jongen. Waar jullie vandaan komen is hij eraan gewend om altijd het middelpunt van de aandacht te zijn, dus hij vindt het heel fijn als dingen over hem gaan. Mijn verjaardag gaat niet over hem, maar onze verloving gedeeltelijk wel.”
“Ik weet niet zo goed wat ik hiervan moet zeggen,” was alles dat Noah uit kon brengen.
“Zeg dan maar niets, Noah. Het is al goed.”
“Ja maar, het is niet goed!” De stoel kletterde tegen de vloerplanken toen Noah opsprong. Voorzichtig nam ze de handen van de prinses in de hare, en kneep ze geruststellend. “Tiffany, ik ken je pas een paar dagen, maar je bent het liefste meisje dat ik ken. Jij verdient een leuke verjaardag, dus ík ga ervoor zorgen dat je die een krijgt. Wacht maar af.”
Tiffany tuurde naar Noah met enig ongeloof en zag hoe haar gouden lokken en azuurblauwe ogen het zonlicht vingen door het stoffige raam. Voor een klein momentje, vergat ze hoe ze ook alweer moest ademhalen.
“Oké. Als jij het zegt.”
Comments (0)
See all