“Tiffany is vermist,” mompelde Eugène. Hij lag op zijn rug op zijn bed, armen wijd naast hem. James klikte de deur naar Eugène’s kamer achter hem dicht.
“U wist het al?”
De prins wees naar het open raam. Zijn kamer grensde aan de binnenplaats van het kasteel. “Ik heb het allemaal gehoord.”
“U was bij haar, gisteravond, nietwaar? Heeft u anders niets vreemds gezien?” James zat naast Eugène op het bed en legde zijn hand op die van de prins. “Misschien kunt u helpen haar te vinden.”
“Als Tiffany niet gevonden wil worden, wordt ze niet gevonden,” zuchtte hij.
“Hoogheid?”
Eugène wikkelde een arm om James’ taille. “Ze zei dat ze ‘tijd nodig had’. Ze is niet ontvoerd, ze is weggelopen.”
“Weggelopen?” herhaalde de bediende. “Hier heeft ze toch ook meer dan genoeg tijd? Misschien kunt u het beter aan de koning en koningin vertellen. Ze zullen zo opgelucht zijn!”
De prins rolde op zijn buik en liet zijn kin op zijn hand rusten. “Zo makkelijk gaat dat niet. Ze is een van mijn enige vrienden en ze voelt zich door me verraden. Ik kan haar vertrouwen niet nog een keer breken.”
James knikte. “Wachten we deze hele situatie zomaar af, dan?”
“Precies.”
***
Onder iedere andere omstandigheid, was de zonnige zomermiddag perfect geweest voor een lange wandeling in het bos achter het kasteel. Maar Noah had geen tijd om te bewonderen hoe de gouden zonnestralen door het bladerdek heen vielen en het smaragdgroene mos verlichten dat onder haar rennende voeten vertrapt werd.
Ze rende al een tijdje langs de gracht en haar adem begon te piepen. Het was een uitdaging om de weg terug te vinden naar de hut waar Tiffany zich zo graag in terugtrok. Het oude hout waarmee de hut gebouwd was, was groen aangeslagen en in mos gehuld; het viel weg tegen de groene aanslag en mos die aan vrijwel iedere boom in het bos groeide. De enige mogelijkheid om het hutje terug te vinden, was dus om zo goed mogelijk Tiffany’s stappen na te lopen, maar Noah kon niet meer zomaar door het kasteel lopen. Dat was het eerste probleem.
Langzamerhand liet ze zichzelf tot stilstand komen. Haar handen leunde op haar knieën terwijl ze weer op adem kwam. Links van haar zat er een deur in de kasteelmuur. “Oké Noah, denk,” mompelde ze in zichzelf. “Toen we aameerden was het alsmaar rechtdoor.” Vol goede moed draaide ze op haar hiel en ging rechtsaf. Tot ze zich weer stopte. “Maar dit zal zeker niet de enige deur in de muur bij een pier zijn. Was het wel deze?” mompelde ze. Er zat dus niets anders op dan de kasteelmuur te controleren op eventuele andere deuren.
Met een zucht sjokte de schildknaap voort. “Oh, Tiffany…” zei ze, terwijl ze een steentje wegschopte uit haar pad. “Dat je van huis weg loopt, is mij prima, maar laat me dan op z’n minst weten hoe ik je kan vinden.”
Daar was de volgende deur. Noah draaide haar rug er naartoe en tuurde het bos in. Het aanzicht van het bos was precies hetzelfde als bij de vorige. Ze draaide zich terug naar de pier. Ook hier was niets unieks te bekennen. Een grom ontsnapte haar. Ze kon de kasteelmuur niet meer aanzien. Ze draaide zich om en liep recht het bos in.
“Ik bedoel, wat zou heer Lance zeggen als hij hier was? Niets, natuurlijk. Hij zou je geholpen hebben. Had ík je maar geholpen. Dan was ik bij je geweest en had ik me in ieder geval niet zo’n zorgen hoeven te maken. Er was meer dan genoeg ruimte voor ons tweeën in dat bootje… Stomme Noah, waarom heb je dat nou weer niet gedaan?! Nu is Tiffany ergens moederziel alleen in dit bos en er is niets wat ik daaraan kan doen! Gefeliciteerd, No, je bent officieel de slechtste lijfwacht in de geschiedenis van lijfwachten.”
***
Het zonlicht op het mos was van goud in oranje veranderd en inmiddels ook weer verdwenen. Waar Noah slechts een paar uren geleden nog goede moed had dat ze Tiffany zou vinden, begon ze nu zelfs de moed te verliezen dat zij zelf gevonden zou worden. Haar maag rommelde. Ze had al sinds het ontbijt niet meer gegeten. Ze was moe. Haar benen en voeten deden zeer. Ze wilde alleen nog maar naar bed. Maar desalniettemin wreef Noah nog eens door haar ogen en sjokte ze verder. Slapen op een mosbed stond niet bovenaan haar lijstje van dingen die ze die avond wilde doen. Want als Tiffany was waar Noah dacht dat ze was, was daar ook een bedstee waar ze uit kon rusten. Ze moest al gapen van het idee.
Noah schrok op. Iets ritselde er in de bosjes. Voorzichtig greep ze naar haar zwaard. Haar zwaard… dat ze had moeten inleveren toen ze uit haar functie als lijfwacht werd ontheven. Haar zwaard dat ze niet bij zich had. Huiverend zette ze een stap achteruit. Wie weet wat er in die bosjes zat. Een wolf, een beer, of misschien een heel chagrijnig stinkdier? Noah zette nog een stap achteruit in de hoop stilletjes weg te komen, maar struikelde over een boomwortel en viel achterover in een grote varen. “Oef.”
“Noah?” vroeg een stem vanuit de bosjes.
Noah sloeg een blad van de varen uit de weg om te zien wie haar toesprak. “Wie is daar?” vroeg ze, maar voordat ze kon zien wie het was, sloeg het varenblad weer terug tegen haar gezicht. Dat was het dan. Ze gaf het op. Voetstappen kwamen gevaarlijk dicht bij. Blaadjes en takjes knarsten ondervoets. Noah gilde bijna toen ze bij haar pols werd gegrepen en overeind werd gesleurd. Haar knieën werkten tegen en ze viel tegen de ander aan. Armen wikkelden zich om haar torso heen. Ze huiverde voor het volgende dat zou gebeuren, maar er gebeurde niets.
“Wat zie jij bleekjes, zeg.”
Noah keek op. “Tiffany?”
“De enige echte.” De prinses lachte op haar neer en knipoogde, maar haar glimlach trok snel genoeg weg. “Gaat het wel?”
“Ik ben moe, ik heb honger en je hebt me kapot laten schrikken. Afgezien daarvan, gaat het wel, ja.” Noah wreef nog altijd door haar ogen.
Tiffany gooide Noah’s arm over haar schouder en hield haar rechtop terwijl ze liepen. Naar de hut, wist Noah. Het landschap begon er eindelijk wat bekender uit te zien.
***
“Wat doe je hier eigenlijk?” vroeg Tiffany nadat ze de deur open had gewrikt en Noah in de bedstee had neergezet met een kommetje vol bosvruchten, dat de schildknaap gretig aan het leegeten was.
“Nieuws.” Noah had haar mond nog vol. “Geweldig nieuws, eigenlijk,” zei ze voordat ze nog snel een braam in haar mond stak.
“Nou, voor de draad ermee.” Tiffany was zelf op de stoel gaan zitten die Noah altijd bezette. Maar waar Noah over de stoel heen hing, zat Tiffany keurig rechtop, haar knieën bij elkaar en haar handen in haar schoot. Een houding die van een prinses verwacht zou worden. Maar in plaats van haar fijne jurken, droeg ze de blouse en broek die ze bij de zwaardoefeningen droeg en glinsterde een zwaard - dat Noah herkende van de harnassen die voor de sier door het kasteel heen stonden - dat achter haar riem was gestoken. Alles bij elkaar was het een apart gezicht, maar desalniettemin een gezicht waar Noah aan kon wennen.
De prinses wuifde een hand voor het gezicht van de schildknaap. “Noah?”
“Oh! Juist. Ja. Het goede nieuws,” stamelde Noah. “De koning en koningin loven een beloning uit aan degene die jou heelhuids thuis brengt. Die persoon mag één verzoek doen dat ze niet af kunnen wijzen.”
Tiffany’s blik gleed naar de grond. Ze beet op haar lip, maar zei verder niets.
Noah wriemelde met haar vingers in de stilte. Ze verschoof in de bedstee en stuurde een nieuwe vlaag dwarrelende stofvlokjes de muffe lucht van de hut in.
“En jij bent van plan mij thuis te brengen zodat je ze om mijn hand kunt vragen?”
De schildknaap bevroor waar ze zat. Ze keek wat heen en weer. Ze opende haar mond om te spreken, maar er kwam niets uit. Ze haalde nog eens diep adem, fronste nog een keer in gedachte voordat ze sprak. “Ik kan niet zeggen dat ik er niet over nagedacht heb. Of gedroomd. Of gefantaseerd…” mompelde ze. “Maar ik kan die keuze niet voor jou maken. Alle keuzes in jouw leven zijn tot nu toe door andere mensen gemaakt. Je ouders, Eugène… Dit moet je zelf kiezen.”
Tiffany beet nogmaals op haar lip. “Wat zou jij doen als jij in mijn situatie zat?”
Noah haalde haar schouders op. “Als ik jou was, denk ik dat ik terug zou gaan naar het kasteel. Zelf het verzoek indienen. Mezelf ‘bevrijden uit het beknelde leventje aan de top van de monarchie’?”
De prinses dacht hier een poosje over na. “Het klinkt als een prima plan. Maar… denk je dat het echt zou kunnen? Dat ze me gewoon terug laten komen èn het verzoek inwilligen?” Ze keek de schildknaap hoopvol aan.
“Als we het niet proberen, zullen we er nooit achter komen,” zei Noah met minder zekerheid dan ze hoopte. “Ze waren enorm overstuur, dus misschien heb je geluk.”
“En wat als ik dat niet heb?” vroeg Tiffany. “Wat als ze me wegsturen?”
“Dan hebben ze geen troonopvolger meer.”
“Wat als ze jou wegsturen?”
Noah haalde haar schouders op. “Ik had verwacht dat ze me meteen teruggestuurd zouden hebben naar de boerderij van mijn ouders, maar ik ben er nog.”
Tiffany knikte. Haar ogen waren op de vloer gericht. Tranen hoopten zich op in haar ogen en dreigden over haar wangen te vloeien. Ze haalde haar neus op.
Noah stond op, zette het inmiddels lege kommetje op het bed en knielde op de vloer voor Tiffany. Voorzichtig nam ze de handen van de prinses in de hare. Door haar wimpers tuurde ze omhoog naar de prinses. Met haar hand reikte ze naar haar gezicht en streelde zachtjes haar wang met haar duim. “Tiffany, wat je ook denkt, dit debacle is niet jouw schuld.”
“Maar het is net zo min jouw schuld,” zei Tiffany stellig. Haar stem kraakte om het brok in haar keel. “Weet je, ik had al een tijdje een naar gevoel bij de gang van zaken. Mijn leven is altijd al zo geweest, dus het kwam tot nu toe nooit in me op er iets van te zeggen, maar ik zou vanzelf wel met moeder en vader in de problemen zijn gekomen. Ik heb er geen zin meer in om steeds maar weer voor hun karretje gespannen te worden.”
“Maar dat hoeft ook niet!” zei Noah. Ze kneep in Tiffany’s handen, in de hoop haar nieuwe moed in te boezemen. “Tiffany, jij bent de prinses van Capturië. Als iemand iets in de positieve zin kan veranderen voor jou en je volk, ben jij het wel.”
De prinses stond op uit haar stoel. “Weet je wat, Noah? Je hebt gelijk,” zei ze, terwijl ze de schildknaap aan haar handen overeind trok. “Kom, dan gaan we naar huis.”
Comments (0)
See all