Er was een meisje in aantocht. Een meisje met haar zo zwart als een raaf en kristalheldere blauwe ogen. Ze hield de hand vast van een ander meisje met grasgroene ogen en haar dat uit goud gesponnen leek te zijn.
Wachters alarmeerden dienstmeiden, dienstmeiden alarmeerden bedienden, bedienden alarmeerden adviseurs en adviseurs alarmeerden de koning en de koningin. Een meisje met het signalement van de prinses en een meisje met het signalement van de schildknaap waren samen in aantocht.
De koning en koningin waren door het dolle heen. Voor de allereerste keer omhelsden ze elkaar en hand in hand snelden ze naar de ontvangsthal.
Op een vloer die meer op een schaakbord leek, wachtten lege, glanzende harnassen de meisjes op toen de zware, eikenhouten deuren van het kasteel zich wijd openden. De trompettist - die normaal gesproken de bewoners van het kasteel op de hoogte stelde van hoog bezoek - aarzelde kort, maar blies uiteindelijk toch op zijn bugel.
Het meisje met het gouden haar liet de hand van het meisje met het zwarte haar vlak bij de trap los. Het meisje met het zwarte haar liep vol hoogmoed door. Hoofd recht, borst vooruit. Ze stopte aan de voet van de grote trap, waar de koning en de koningin net aan kwamen rennen.
De mascara van de koningin was uitgelopen en haar rouge zat grotendeels aan de jas van de koning. Hun haarstukjes waren één groot rommeltje en beiden hadden wallen van slapeloosheid onder hun ogen. Toen hun blik viel op het meisje aan de onderste trede, stopten ze waar ze stonden. Hun ademhaling stokte en de koning snikte.
“Moeder, vader…”
“Tiffany!” riepen de koning en koningin. De twee renden van de trap af naar beneden en schepte het meisje op in hun armen.
“Tiffany, oh mijn schatje, je bent thuis,” huilde de koningin.
“Heb je enig idee hoe ongerust we waren?” eiste de koning.
Tiffany fronste en keek om naar Noah - die stellig op haar plaats bleef staan - voor een uitvlucht, maar de schildknaap schudde haar hoofd.
“Moeder, vader. Luister. Ik ben niet ontvoerd geweest. Er was nooit een dreiging. Ik had gewoon wat tijd alleen nodig.”
“Maar het briefje?” vroeg de koning.
“Hoe dan?” vroeg de koningin.
“Dat briefje heb ik zelf geschreven, vader. En hoe ik het kasteel verliet doet er niet toe. Wat er toe doet is dat ik terug ben.”
De koningin pinkte een traan weg. “Juist. Ja. Precies.”
“Heelhuids,” voegde de prinses toe.
De koning trok zich terug en keek haar nog eens goed aan. “Inderdaad. Een beetje viezig, maar dat is met een bad zo opgelost.”
Tiffany zuchtte. “Noah, sta me bij?”
Noah kuchte. “Ahem. ‘Degene die prinses Tiffany heelhuids naar ons terugbrengt, krijgt één verzoek van ons. Wij zullen alles in onze macht doen om dit verzoek in te willigen.’”
De koning en koningin keken elkaar aan.
“Dank je, Noah. Welnu, volgens mij ben ik officieel degene die de prinses heelhuids naar jullie terug heeft gebracht.”
“Ja…” zeiden ze in harmonie, in afwachting van wat Tiffany zou gaan zeggen.
“Mag ik mijn verzoek indienen?”
Er was een moment van aarzeling. Niemand die in de hele zaal durfde uit te ademen uit angst voor wat er komen ging. De koning en koningin voor het verzoek dat Tiffany zou indienen, Tiffany en Noah voor verwerping.
“Ja,” zei de koning eindelijk.
“Alles wat je maar wilt,” zei de koningin resoluut.
***
Een paar uren later was het volk van het koninkrijk weer verzameld bij het houten podium op de binnenplaats van het kasteel. De middagzon baadde het plein in gouden zonlicht.
Eugène, die zich liever niet onder de menigte begaf, keek samen met James uit het raam van zijn kamer. Zijn kin leunde in zijn hand en hij glimlachte met de zon op zijn gezicht. Hij wist wat er ging komen, en er was een zware last van zijn schouders gevallen.
De menigte speculeerde luidkeels over waarom de koning en koningin ze zo snel weer ontboden hadden. “Ik weet zeker dat de prinses is gevonden,” zei de bakker vooraan in de mensenmassa.
“Nee, ze is weggelopen! Boeven hebben niet zulke nette handschriften,” hield de brouwster naast hem stellig vol. “Wedden voor vijf goudstukken?”
“Prima, ik wil best wat goudstukken verdienen,” zei de jager achter ze. “Waarom zou zo’n meiske van huis weglopen? Ze heeft alles wat haar hartje begeert.”
“Beter nog, hoe dan? Met al die wachters, bedoel ik. Iemand zou het toch gemerkt hebben als ze weg zou proberen te sluipen?” vroeg de bakker.
De brouwster kruiste haar armen over elkaar en stak haar neus in de lucht. Wat haar betrefte, was dit gesprek afgelopen.
Ook de rest van de menigte viel stil toen de prinses het podium besteeg, gevolgd door de koning en koningin, gevolgd door de schildknaap.
Ditmaal liep de prinses naar voren en rolde een rolletje papier af dat ze in haar hand had. Ze haalde eens diep adem en sprak:
“Lieve mensen van Capturië, Ik heb jullie iets te bekennen. Ik ben niet echt ontvoerd geweest. Ik ben weggelopen.”
“Ha!” riep de brouwster.
De jager en bakker haalden teleurgesteld hun muntenbuideltjes tevoorschijn.
“Het was niet mijn bedoeling om jullie ongerust te maken. Dat spijt me. Maar de druk werd me teveel. Ik moest er tussenuit. Mijn gedachten op een rijtje zetten. En dat spijt mij zeker niet.”
Ze wendde haar blik naar Noah, die nog verder achter de koning en koningin was gebleven. De schildknaap stond strak van de spanning. Ze had immers nog nooit voor zo’n grote menigte gestaan. Toen de prinses zich terug naar het publiek aan het keren was, zag ze Eugène en James uit het raam hangen. Ze glimlachte en knipoogde naar ze.
“Ik heb namelijk iemand ontmoet. Iemand van wie ik zielsveel houd. En zoals u wellicht al begrijpt, is dat in strijd met mijn verloving aan prins Eugène van Supricië. En hoewel ze niet van adel is en net als ik een meisje, houd ik niet minder van haar.”
Er ontstond weer geroezemoes in de menigte om het podium maar het volk was niet te verstaan. Alles wat ze zeiden werd één grote woordenwaas. ‘Meisje?’, ‘opvolger?’, ‘nog nooit gehoord’, wist de prinses te onderscheiden. Haar vingers trilden en ze beet op haar lip. Haar hoofd boog onder de zenuwen. Het publiek werd alsmaar luider en luider, tot een schelle stem over de binnenplaats schalde.
“Laat haar spreken!” gilde Eugène vanuit zijn raam in het torentje aan de binnenplaats. James had zijn oren met zijn vingers dichtgestopt, maar aan zijn gezicht was te zien dat het niet had gewerkt.
Noah stapte naar voren en nam Tiffany’s hand in de hare. “Je kunt dit, Tiffany,” fluisterde ze in haar oor.
Langzamerhand viel de menigte weer stil en Tiffany pakte de draad al snel weer op.
“In verband met recente ‘ontwikkelingen’, zijn ook de koning en koningin tot het besef gekomen dat liefde belangrijker is dan macht: liefde voor onze familie, die we gelukkig willen maken, of liefde voor die speciale persoon waarmee we nog lang en gelukkig willen leven. Daarom heb ik in overleg met de koning en koningin het allereerste prinsesselijke decreet opgesteld. Dat luidt als volgt: ‘Iedereen die woonachtig of op bezoek is in Capturië die niet uit vrije wil verloofd is aan een ander persoon, mag deze verloving per direct verbreken om het leven te leven dat zij willen leven en lief te hebben wie zij lief willen hebben’.” Tiffany keek op naar Eugène, die nog altijd uit zijn raam hing. “Hierbij verbreek ik dan ook mijn verloving met prins Eugène van Supricië en kondig ik mijn verkering aan met Noah de schildknaap. Dank jullie wel.”
***
“Sterke toespraak, Tiffany,” zei Eugène, die haar van de trap in de grote hal tegemoet liep. James volgde hem op de voet.
Na het applaus dat volgde op Tiffany’s toespraak was het plein van de binnenplaats al snel weer leeggelopen, waarna Tiffany, Noah, de koning en de koningin weer naar binnen waren gegaan.
“Ik hoop dat je het niet erg vindt dat ik het zo publiekelijk met je heb uitgemaakt?”
“Helemaal niet,” zei Eugène, die de scheiding beter opvatte dan Tiffany verwacht had. “Even goede vrienden. Het geeft mijn ouders in ieder geval een sterk signaal. En, weet je, als ik niet met jou hoef te trouwen…” Zijn blik viel op zijn bediende en een grijns krulde zijn lippen.
Tiffany lachte. “Ik hoop het voor jullie.”
“En maak je geen zorgen over dat diplomatie- en onderhandelgebeuren,” zei de prins terwijl hij Tiffany zijn hand toereikte. “Als je iets nodig hebt uit Supricië, hoef je het maar te zeggen.”
De prinses knikte en schudde zijn hand. “Het spijt me trouwens, van wat ik heb gezegd de avond van het bal.”
“En het spijt mij dat ik niet meer over jouw gevoelens heb nagedacht. Maar uiteindelijk is alles op zijn pootjes terecht gekomen.” Eugène wendde zich tot Noah. “Oh en, Noëlle,”
“Noah,” verbeterde ze.
“Noah. Juist. Succes met Tiffany. Ze is een pittige tante.”
“Dat weet ik, heer. Juist daarom houd ik zo van haar.”
De deuren van het kasteel waren nog niet gesloten, of ze hoorden het geklopper van de hoefijzers van een naderend paard en het geroep van een enthousiaste ridder.
“Tiff, ik ben thuis!”
Een geluid als een opgetogen fluitketel ontsnapte de keel van de prinses en ze rende naar de binnenplaats. Noah, wiens hand ze nog altijd vasthield, liet zich lachend meegesleurd worden door de prinses.
“Heer Lance, u bent terug!” riep ze toen de ruiter binnen armbereik was.
De man zette zijn helm af, gooide zijn been over het achterste van het paard heen om af te stappen en sloot ze meteen in zijn armen. “Wat is het goed om jullie weer te zien, meiden,” zei Lance, voor hij zich terug trok om ze wat beter te bekijken. “Ik zei toch dat jullie dikke vriendinnen zouden worden? Hebben jullie het een beetje gered zo zonder mij?”
“Een beetje,” zei Noah met opgehaalde schouders en een schaapachtige grijns op haar gezicht.
“Het leek wel een sprookje,” gniffelde Tiffany.
“Dat is mooi,” glimlachte heer Lance. “Want dan leven jullie nog lang en gelukkig.”
Comments (0)
See all